Voor deze donker maar bovenal spannende gebeurtenis in het bestaan van het Kerkje citeren we Norbert de Groot uit zijn boek: Als sterren van de hemel.
Deze troepenverplaatsing van Beek naar het rendez-vous met de Britse tanks in Ooy gebeurde in alle vroegte, stilte en duisternis, teneinde de vijand bij Wercheren in het ongewisse te laten.
Spoedig had het bataljon van luitenant-kolonel Mendez de heuvels in de rug en daagde voorbij de wetering Het Meer ergens link het vage silhouet van een groepje huizen met een kerktoren op; Persingen, naar men zegt het kleinste dorpje van Nederland.
Het bestond uit niet meer dan vier woonhuizen, wat opstallen en het bekoorlijke, doch sterk verwaarloosde Sint-Dionysiuskerkje. Het was afgezet met enkele bomen en op een terp gebouwd,
hetgeen deze parel in de polder voor overstroming moest vrijwaren. De zandweg erheen leidde regelrecht naar de kalkwitte De Bonte Os. Pas op het allerlaatste moment maakte hij een haakse bocht naar links en vervolgens een slinger naar rechts, waarna het in de richting van het reuzenrad van de Waalbrug liep.
Maar Persingen tot voor kort bewoond door de gezinnen Kroes, Leenders, Nas en Sanders, herbergde op dit moment bijna driehonderd vluchtelingen voornamelijk afkomstig uit Beek.
Het in onbruik geraakte kerkje bood onder meer onderdak aan 106 tbc patiënten afkomstig van sanatorium Kalorama, plus een aantal lekenbroeders, dokter Rozema en pater Herman Breukers O.F.M. Zij hadden dinsdagmiddag 19 september het sanatorium op last van de Duitsers moeten ontruimen.
Op advies van Dr Piet van Hasselt, was men naar Persingen getrokken, dat tamelijk ongemoeid in de overstroomde polder lag.
Halverwege, op de hoek van de Verbindingsweg Persingsestraat hadden de patiënten Duuring (57) en Theo Koopman (19) ten gevolge van granaatvuur het leven verloren. Later vond op dezelfde plaats ook de zevenendertigjarige tuinman Antoon Jacobs na een bezoek aan Persingen de dood.
Pater Beukers zou juist deze zaterdagmorgen om 07.00 uur, voor het eerst sinds tweehonderd jaar, de H. Mis opdragen in het verwaarloosde kerkje, dat enkel voor opslag van hooi en stro werd gebruikt. Het tijdstip viel nagenoeg samen met de aanval op de Thorense molen. Aan de problemen van voedselvoorziening werd zo goed en zo kwaad als het ging het hoofd geboden door broeder Eutychianus en de jongens Broekman, die het aandurfden onder granaatvuur de op barsten staande koeien in het veld te melken. Tijdens deze bezigheid “beschermde” de broeder zich tegen het onheil van boven met zijn paraplu.
Broeder Thaddeus, G Kogelman uit Raalte, zocht en vond in de herberg De Bonte Os bij de familie Kroes een enorm fornuis, dat uitstekende diensten zou bewijzen. Dora, de vrouw van Kroes vertelde; ‘Ik moest voor al die driehonderd mensen eten koken. Nou ja moeten natuurlijk niet. Maar iemand moest toch voor die stumpers zorgen, nietwaar?’ En dat deed ze samen met Broeder Ansgor.
Later in 1979 maakte Jan Uyttewaal een gedicht voor hem van zeven verzen waarin staat:
Eens woonde jij kort bij de grens.
Rondom je klonken knallen.
Bevrijd zijn is dat, wat men wenst.
De beuk laat blaren vallen.
Zo deed jij zelfs op de vlucht
jouw werk door de jaren.
Zo gaf in Neerlands kleinst gehucht
jij voedsel aan de schare.
Op deze interieur foto ziet u de verhoogde vloer, in vergelijk met de kraagsteen.
Vanuit een Brits vliegtuig zien we het Kerkje als eilandje, slechts bereikbaar via de verhoogde weg.