Menu

Verkennerskerk

_2

Diep in de grijze polder van de Ooy
staat tussen vochtig weidegras en bomen,
die schaars, maar rond de oude toren dromen,
het Persings kerkje in zijn slanke tooi

van zadeldaken oud-gotische beren;
de muren zwaar doorploegd van weer en wind,
de vensters zoekend naar de laatste vrind,
die uit het wassend water niet zou keren.

Vier eeuwen lang zag het geen priester meer;
de vloed sloeg als een wolf tussen de schapen,
Het Godshuis werd een stal, men borg er rapen
en veevoer; niemand dacht nog aan Ons Heer.

Totdat Sint Joris en zijn jongens kwamen,
die ’t kerkje redden uit zijn diep verval;
nu heeft de polder weer zijn ware stal
en leeft de Ooy weer met het Lam tezamen.

Uit ; De Linie, 27 april 1952,
Alex Campaert.

Het begin.

In 1948 was het de pastoor van de St. Stephanuskerk in Nijmegen G.W. van der Heijden,
die een aantal verkennersleiders wees op het Kerkje.
Zij gingen kijken en waren nogal onder de indruk van de slechte staat waarin het gebouw zich bevond. Maar door de korst van eeuwenlange verwaarlozing zagen zij  de schoonheid  en de gebruiksmogelijkheden.
Men begonnen plannen te maken, groots en vol idealisme.
De Kerk moest uitgroeien  tot Verkennerskerk: Centrum van het geestelijk leven.
Drie lange jaren van overleg,  plannen volgde. Eerst binnen eigen kring, op het Nationaal Hoofdkwartier te Den Haag, de Gemeente als eigenaar, Monumentenzorg,
de pastoor van Ooy, de Bisschop van Den Bosch Mgr. Mutsaers
en natuurlijk de Verkenners zelf.

KV briefhoofd

Op 5 juli 1948 werd een officieel verzoek gestuurd naar het College van B en W van Ubbergen en stond de eerste vermelding in Het Leidersblad.

Als we nu terugkijken op deze periode kunnen we maar één passend motto bedenken;  Met  MOED, BELEID  en TROUW.

Alhoewel nog niet alles rond was werd het kerkje al betrokken bij activiteiten.

  • Op 23 april 1950 begon de zwerftocht van het Sint Jorisbeeld door Nederland.
  • Op 23 februari 1951 hield de hoofdaalmoezenier een beslissende bespreking met de Pastoor van de Ooy.
  • Op 9 april 1951 sloot het Nationaal Hoofdkwartier het contract af met de Gemeente Ubbergen.
  • 20 april 1951 werd bij besluit van de bisschop van Den Bosch een half publiek oratorium opgericht dat ten dienste zou staan van de Verkenners en werd als Hoofdaalmoezenier A.J. L. Verhoeven benoemd tot rector.

En zondag 22 april 1951 werd in alle vroegte het beeld van Sint Joris van Overasselt naar Persingen gedragen en overhandigde Burgemeester P.M.H Sassen de sleutel aan Baron H.F.M. van Voorst tot Voorst, de hoofdcommissaris

Scan.BMP-002

Even daarna werd de eerste H. Mis, na ruim 300 jaar opgedragen,
door de Pastoor van Ooy W.J.M. Gerrits.
Aantekening,
de eerste weer in een gewijde Kerk
want in september 1944 was er ook een mis opgedragen
voor de vluchtelingen van Kalorama.

Mis voor restauratie

Inmiddels had het architectenbureau Ir. J .G. Deur en Ir. C. Pouderooyen te Nijmegen een voorstel uitgewerkt voor een gedeeltelijk herstel, kosten Fl. 40.000.
Maar het gemeentebestuur pakte het herstel op energieke wijze aan,  krachtig gestimuleerd door het NHK, en wilde geheel herstel.
Goede raad was duur maar…..
Op 2 mei 1951 liet de Staatssecretaris J .M .L. Cals  van  Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen weten dat het Rijk accoord ging met de verbouwing en 50% van de totale kosten zou dragen.
Het NHK zou voor  30 %  in de kosten delen en de gemeente Ubbergen voor 10% en Gedeputeerde Staten van Gelderland voorzag in de ontbrekende 10%.
De restauratie kon  pas beginnen toen op 20 0ctober
de Rijksdienst voor Monumentenzorg haar toestemming verleende.

Scan-012.BMP

Eerste bladzijde notulenboek

Veel moest nog worden bijeengebracht ook voor zaken die niet rechtstreeks met het herstel te maken hadden.
De aalmoezenier stelde voor om alle verkenners in Nederland een kwartje te laten bijdragen, van hun zakgeld , een heitje !
Het was de A. H. K. C. voor training J. Rademaker die, voortbouwend op het Engelse succes van Bob-A-Job ,voorstelde een landelijke actie in de paasvakantie te houden onder het motto:

“n Heitje voor een karweitje”.

Het plan sloeg aan en  Den Haag ging akkoord als er sprake was van geld verdienen,  geen loterij :  “Geen gebedel maar de handen uit de mouwen”, zoals Baden Powell dat omschreef.
Het succes wordt mede bepaald doordat de groepen
zelf 50% mogen gebruiken voor eigen doel.
Huis aan huis werd een pamflet bezorgd dat men voor het raam kon hangen
als er een karweitje te doen was en een heitje klaar lag.

Voorzijde voor achter het raam

Elke verkenner liet op zijn persoonlijke kaart aantekenen wat hij gedaan had en voor hoeveel. Iedereen kon zien dat het, bij de KV, voor “ons” Kerkje bedoeld was.

Heitje briefje

En nu durven we met een gerust hart te zeggen dat het tot Mies Bouman ’s : Open het Dorp heeft geduurd voordat,  deze prestatie geëvenaard werd.

Burg D ailly

De Burgemeester d’Ailly van Amsterdam liet op De Dam zijn schoenen poetsen.

Heitje voor een karweitje 1952 Soestdijk

En in de tuin van Paleis Soestdijk waren ook Zeeverkenners actief.

De actie leverde ruim Fl. 200.000,- zodat er een fraai bedrag voor de restauratie beschikbaar kwam.